Toelichting op de risico's
- Algemene uitkering fluctueert: De omvang van de algemene uitkering (het gemeentefonds) is niet constant. Elk jaar wordt de groei of krimp van de basisomvang gebaseerd op uitgaven die het Rijk verwacht te gaan doen in het begrotingsjaar. Het gevolg hiervan is dat de omvang dus kan fluctueren. Een krimp van het gemeentefonds is in het lopende begrotingsjaar vaak niet meer op te vangen met bezuinigingen en kan tot een negatief rekeningresultaat leiden.
- Onzekerheid Rijksmaatregelen reductie kosten jeugdzorg: In de laatste raming van de algemene uitkering zijn de volledige bedragen uit de arbitrage opgenomen. Daarnaast zijn ook kortingen opgenomen die behaald moeten worden door maatregelen die het Rijk zelf moet nemen. Deze kortingen zijn onzeker en daarom opgenomen als risico.
- Effecten invoering omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor bouwen (Wkb): Of de Omgevingswet en de Wkb op 1 januari 2023 definitief worden ingevoerd is op het moment van schrijven nog niet bekend. Wel is duidelijk dat door de wijziging een aantal legesinkomsten vervallen maar dat een deel van de werkzaamheden (o.a. registratie) wel moeten worden uitgevoerd. Omdat alleen voor de aanvragen na invoering van de nieuwe wetgeving gelden de nieuwe legestarieven. Voor 2023 betekent dit dat er ook nog aanvragen onder het oude regime zullen vallen met de bijbehorende opbrengsten.
- Borgstellingen: De gemeente staat borg voor de leningen die de Stichting Waarborg Woningbouw de woningcorporaties verstrekt. Deze borgstelling is in breed landelijk verband met alle gemeenten afgesproken. Het optreden van het risico is echter zeer beperkt. Zo heeft het faillissement van de woningcorporatie Vestia (2012) niet geleid tot het aanspreken van de borgstelling.
- Effecten invoering eigen belastinggebied gemeenten per 2026: Dit is geen risico voor 2023, maar het effect is groot en de invulling is nog onbekend. Het effect is ook zichtbaar in het meerjarenperspectief. Daarom is het risico al opgenomen zodat er rekening kan worden gehouden met dit risico in de omvang van het weerstandsvermogen.
- Mogelijke WW-verplichtingen personeel: Als personeel onvrijwillig wordt ontslagen of het contract niet wordt verlengd dan kan er sprake zijn van een WW-verplichting. De gemeente is hier niet voor verzekerd en is dus zelf WW-risicodrager. Op voorhand is niet bekend of en zo ja in welke mate er sprake is van een WW-verplichting en daarom is deze ook niet begroot.
- Financiële tegenvallers projecten: Projecten kennen risico's. Deze risico's worden in de projecten zelf benoemd. Het risico op de risico's is niet financieel afgedekt in de projecten. Een aantal risico's, zoals hyperinflatie, rampen en oorlogen, zijn te generiek en daarom worden ze op een hoger niveau algemeen afgedekt. De reden dat ondanks de omvang van het effect het risico zelf beperkt is komt doordat de meeste projecten in 40 jaar worden afgeschreven. Hierdoor is het af te dekken risico een stuk lager, een factor 40, uit dan het effect.
- Effecten fluctuerende energieprijzen: De gemeente moet het huidige energiecontract beëindigen. Door de huidige marktsituatie kan er alleen een variabel contract worden afgesloten. Een inschatting van de kostenstijging is in de begroting verwerkt. Het risico richt zich op uitschieters die nu niet te voorzien zijn maar als ze zich voordoen onontkoombaar zijn.
- Tegenvallende resultaten grondexploities: Het resultaat van de grondexploitaties is afhankelijk van de mate waarin er verkocht kan worden en of er gronden beschikbaar zijn. Ook externe ontwikkelingen zoals de stikstof problematiek en hogere bouwkosten kunnen het resultaat beïnvloeden.
- Effecten inflatie op exploitatielasten: De momentele hoge inflatie is nog niet vertaald in een gelijke bijstelling in de algemene uitkering. Hierdoor kan er in het lopende jaar een verschil ontstaan die tot een tegenvaller bij het opstellen van jaarrekening kan leiden.